Apple vecht de antitrustzaak van het Amerikaanse ministerie van Justitie aan en beweert dat zijn praktijken innovatie eerder bevorderen dan de concurrentie belemmeren. De rand rapporten. Deze juridische strijd draait om beweringen dat Apple de smartphonemarkt monopoliseert, waardoor de interoperabiliteit met apps en apparaten van derden wordt aangetast.
Apple betwist DOJ-antitrustzaak over marktpraktijken voor smartphones
In maart kwamen de DOJ en verschillende staten heeft een rechtszaak aangespannen tegen Apple, waarbij wordt beweerd dat het bedrijf op onrechtmatige wijze de smartphonemarkt controleert, waardoor de concurrentie wordt beperkt en consumenten in zijn ecosysteem worden opgesloten. De zaak zal worden voorgelegd aan de Amerikaanse districtsrechter Julien Neals in Newark, New Jersey. Apple stelt dat zijn beleid noodzakelijk is om innovatie en consumentenveiligheid te bevorderen. Aanklagers van het DOJ beweren echter dat de structuur van Apple de concurrentie verstikt door de keuzemogelijkheden voor consumenten en app-ontwikkelaars te beperken.
Apple heeft rechterlijke uitspraken uit het verleden aangehaald, waaronder de seponeringen van zaken tegen Meta en Google, om zijn argument te ondersteunen dat het niet verlenen van toegang tot propriëtaire technologie niet mag worden geïnterpreteerd als concurrentiebeperkend gedrag. De kernpunten van de rechtszaak hebben betrekking op de praktijken van Apple met betrekking tot vergoedingen voor app-ontwikkelaars en de beperkingen op de toegang van rivalen tot het platform, die volgens hen de kosten voor consumenten op oneerlijke wijze opdrijven.
Begrijp Apple’s iPhone-monopolierechtszaak in 6 vragen
In de zaak van het DOJ worden vijf specifieke voorbeelden van concurrentieverstorend gedrag aangevoerd, waaronder een verminderde berichtkwaliteit tussen iPhones en Android-apparaten, en het beperken van de functies van smartwatches van derden. Apple beweert dat de beschuldigingen speculatief zijn en dat er onvoldoende bewijs is om claims van monopoliemacht te onderbouwen. Het bedrijf beweert dat de betrokken externe ontwikkelaars financieel stabiel zijn, waarbij zowel grote sociale media- en bankbedrijven als wereldwijde gamingbedrijven worden verwezen.
Tijdens een recente hoorzitting weerlegde DOJ-advocaat Jonathan Lasken de beweringen van Apple en zei: “We zijn hier vandaag gebaseerd op het idee dat het niet aannemelijk is dat [Apple] monopoliemacht heeft.” Deze opmerking benadrukt het argument van het DOJ dat de marktdominantie van Apple berust op zijn positie als leidende technologieleverancier en niet zozeer op een regelrecht monopolie.
De uiteindelijke uitspraak van rechter Neals zal bepalen of de zaak van de regering voor de rechter komt of wordt afgewezen. Hij zei dat hij hoopt in januari een besluit te kunnen nemen. Gezien het huidige politieke klimaat blijft het onzeker hoe een bestuurswisseling de aanpak van de DOJ in deze zaak zou kunnen beïnvloeden. Met name de nieuwgekozen president Donald Trump heeft kritiek geuit op Big Tech, wat de positie van Apple in de lopende antitrustdiscussies mogelijk zou kunnen compliceren.
Uitgelichte afbeeldingscredits: zhang kaiyv/Unsplash